Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 9:9-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En hij kon drie dagen lang niet zien, en hij at of dronk niet.

10. Nu was er te Damascus een discipel, genaamd Ananias; en de Here zeide tot hem in een gezicht: Ananias! En hij zeide: Zie, hier ben ik, Here.

11. En de Here zeide tot hem: Sta op en ga naar de straat, die de Rechte heet, en vraag ten huize van Judas naar iemand uit Tarsus, genaamd Saulus, want zie, hij is in gebed

12. en hij heeft [in een gezicht] een man, genaamd Ananias, zien binnenkomen en hem de handen opleggen, opdat hij weer zien kon.

13. En Ananias antwoordde: Here, ik heb van velen over deze man gehoord, hoeveel kwaad hij uw heiligen te Jeruzalem aangedaan heeft;

14. en hier heeft hij volmacht van de overpriesters om allen, die uw naam aanroepen, gevangen te nemen.

15. Maar de Here zeide tot hem: Ga, want deze is Mij een uitverkoren werktuig om mijn naam te brengen voor heidenen en koningen en [de] kinderen Israëls;

16. want Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet ter wille van mijn naam.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 9