Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 9:8-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

8. En Saulus stond op van de grond en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niets zien, en zij leidden hem bij de hand en brachten hem naar Damascus.

9. En hij kon drie dagen lang niet zien, en hij at of dronk niet.

10. Nu was er te Damascus een discipel, genaamd Ananias; en de Here zeide tot hem in een gezicht: Ananias! En hij zeide: Zie, hier ben ik, Here.

11. En de Here zeide tot hem: Sta op en ga naar de straat, die de Rechte heet, en vraag ten huize van Judas naar iemand uit Tarsus, genaamd Saulus, want zie, hij is in gebed

12. en hij heeft [in een gezicht] een man, genaamd Ananias, zien binnenkomen en hem de handen opleggen, opdat hij weer zien kon.

13. En Ananias antwoordde: Here, ik heb van velen over deze man gehoord, hoeveel kwaad hij uw heiligen te Jeruzalem aangedaan heeft;

Lees verder hoofdstuk Handelingen 9