Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 9:23-36 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

23. En toen er verscheidene dagen verlopen waren, beraamden de Joden het plan hem te vermoorden,

24. maar hun toeleg kwam ter kennis van Saulus. En zij hielden dag en nacht de wacht bij de poorten om hem te vermoorden;

25. doch zijn discipelen namen hem en lieten hem des nachts in een mand over de muur zakken.

26. En te Jeruzalem aangekomen, trachtte hij zich bij de discipelen te voegen, maar allen schuwden hem, daar zij niet konden geloven, dat hij een discipel was.

27. Maar Barnabas trok zich zijner aan en bracht hem bij de apostelen en verhaalde hun, hoe hij onderweg de Here had gezien, en dat deze tot hem gesproken had, en hoe hij te Damascus vrijmoedig was opgetreden in de naam van Jezus.

28. En hij bleef met hen ingaan en uitgaan te Jeruzalem,

29. en vrijmoedig optreden in de naam des Heren, en hij sprak en redetwistte met de Grieks-sprekende Joden; maar dezen trachtten hem om te brengen.

30. Doch toen de broeders dit te weten kwamen, brachten zij hem naar Caesarea en lieten hem vandaar naar Tarsus vertrekken.

31. De gemeente dan door geheel Judea, Galilea en Samaria had vrede; zij werd opgebouwd en wandelde in de vreze des Heren, en zij nam in aantal toe door de bijstand van de heilige Geest.

32. En het geschiedde, toen Petrus overal rondreisde, dat hij ook bij de heiligen kwam, die te Lydda woonden.

33. Daar vond hij een man, genaamd Eneas, een verlamde, die reeds acht jaren bedlegerig was geweest.

34. En Petrus zeide tot hem: Eneas, Jezus Christus geneest u; sta op en maak zelf uw bed op. En hij stond onmiddellijk op.

35. En alle bewoners van Lydda en Saron zagen hem en bekeerden zich tot de Here.

36. En er was te Joppe een discipelin, genaamd Tabita, hetgeen, vertaald, betekent Dorkas. Deze was overvloedig in goede werken en aalmoezen, die zij gaf.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 9