Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 9:18-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

18. En terstond vielen hem als schubben van de ogen en hij kon weer zien, en hij stond op en werd gedoopt;

19a. en toen hij voedsel genomen had, werd hij versterkt.

19b. En het geschiedde, toen Saulus enige dagen bij de discipelen te Damascus was,

20. dat hij terstond in de synagogen verkondigde, dat Jezus de Zoon van God is.

21. En allen, die het hoorden, stonden verbaasd en zeiden: Is dit niet de man, die te Jeruzalem uitroeide, wie deze naam aanriepen, en die hier gekomen is met het doel hen gevankelijk voor de overpriesters te brengen?

22. Doch Saulus trad steeds krachtiger op en bracht de Joden, die te Damascus woonden, in verwarring door te bewijzen, dat deze de Christus is.

23. En toen er verscheidene dagen verlopen waren, beraamden de Joden het plan hem te vermoorden,

24. maar hun toeleg kwam ter kennis van Saulus. En zij hielden dag en nacht de wacht bij de poorten om hem te vermoorden;

25. doch zijn discipelen namen hem en lieten hem des nachts in een mand over de muur zakken.

26. En te Jeruzalem aangekomen, trachtte hij zich bij de discipelen te voegen, maar allen schuwden hem, daar zij niet konden geloven, dat hij een discipel was.

27. Maar Barnabas trok zich zijner aan en bracht hem bij de apostelen en verhaalde hun, hoe hij onderweg de Here had gezien, en dat deze tot hem gesproken had, en hoe hij te Damascus vrijmoedig was opgetreden in de naam van Jezus.

28. En hij bleef met hen ingaan en uitgaan te Jeruzalem,

29. en vrijmoedig optreden in de naam des Heren, en hij sprak en redetwistte met de Grieks-sprekende Joden; maar dezen trachtten hem om te brengen.

30. Doch toen de broeders dit te weten kwamen, brachten zij hem naar Caesarea en lieten hem vandaar naar Tarsus vertrekken.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 9