Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 9:16-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. want Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet ter wille van mijn naam.

17. En Ananias ging heen en kwam in het huis, en hij legde hem de handen op en zeide: Saul, broeder, de Here heeft mij gezonden, Jezus, die u verschenen is op de weg, waarlangs gij gekomen zijt, opdat gij weer zoudt zien en met de heilige Geest vervuld worden.

18. En terstond vielen hem als schubben van de ogen en hij kon weer zien, en hij stond op en werd gedoopt;

19a. en toen hij voedsel genomen had, werd hij versterkt.

19b. En het geschiedde, toen Saulus enige dagen bij de discipelen te Damascus was,

20. dat hij terstond in de synagogen verkondigde, dat Jezus de Zoon van God is.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 9