Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 9:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En Saulus, nog dreiging en moord blazende tegen de discipelen des Heren, ging naar de hogepriester,

2. en vroeg van hem brieven naar Damascus voor de synagogen, om, als hij mannen en vrouwen, die van die weg waren, zou vinden, hen gevankelijk naar Jeruzalem te brengen.

3. En terwijl hij daarheen op weg was, geschiedde het, toen hij Damascus naderde, dat hem plotseling licht uit de hemel omstraalde;

4. en ter aarde gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?

5. En hij zeide: Wie zijt Gij, Here? En Hij zeide: Ik ben Jezus, die gij vervolgt.

6. Maar sta op en ga de stad binnen en daar zal u gezegd worden, wat gij doen moet.

7. En de mannen, die met hem reisden, stonden sprakeloos, daar zij wel de stem hoorden, maar niemand zagen.

8. En Saulus stond op van de grond en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niets zien, en zij leidden hem bij de hand en brachten hem naar Damascus.

9. En hij kon drie dagen lang niet zien, en hij at of dronk niet.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 9