Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 8:7-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit en vele verlamden en kreupelen werden genezen;

8. en er kwam grote blijdschap in die stad.

9. En een man, met name Simon, was reeds vóór deze tijd in de stad bezig met toverij, waardoor hij het volk van Samaria verbijsterde, en hij beweerde van zichzelf, dat hij iets groots was;

10. en allen, van klein tot groot, hielden zich aan hem en zeiden: Deze is wat genoemd wordt de grote kracht Gods.

11. En zij hielden zich aan hem, omdat hij reeds lange tijd hen door toverijen verbijsterd had.

12. Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen.

13. En ook Simon zelf kwam tot geloof, en na gedoopt te zijn, bleef hij voortdurend bij Filippus, verbijsterd door de tekenen en grote krachten, die hij zag geschieden.

14. Toen nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods had aanvaard, zonden zij tot hen Petrus en Johannes,

15. die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de heilige Geest mochten ontvangen.

16. Want deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus.

17. Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de heilige Geest.

18. En toen Simon zag, dat door de handoplegging der apostelen de Geest werd gegeven, bood hij hun geld aan,

19. en zeide: Geef ook mij deze macht, opdat, als ik iemand de handen opleg, hij de heilige Geest ontvange.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 8