Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 8:11-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. En zij hielden zich aan hem, omdat hij reeds lange tijd hen door toverijen verbijsterd had.

12. Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk Gods en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen, zowel mannen als vrouwen.

13. En ook Simon zelf kwam tot geloof, en na gedoopt te zijn, bleef hij voortdurend bij Filippus, verbijsterd door de tekenen en grote krachten, die hij zag geschieden.

14. Toen nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord Gods had aanvaard, zonden zij tot hen Petrus en Johannes,

15. die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de heilige Geest mochten ontvangen.

16. Want deze was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt in de naam van de Here Jezus.

17. Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de heilige Geest.

18. En toen Simon zag, dat door de handoplegging der apostelen de Geest werd gegeven, bood hij hun geld aan,

19. en zeide: Geef ook mij deze macht, opdat, als ik iemand de handen opleg, hij de heilige Geest ontvange.

20. Maar Petrus zeide tot hem: Uw geld zij met u ten verderve, daar gij gemeend hebt de gave Gods voor geld te kunnen verwerven.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 8