Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 5:4-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.

5. En bij het horen van deze woorden viel Ananias neder en blies de adem uit. En een grote vrees kwam over allen, die het hoorden.

6. En de jonge mannen stonden op en legden hem af, en zij droegen hem uit en begroeven hem.

7. En het geschiedde na verloop van ongeveer drie uur, dat zijn vrouw binnenkwam, onkundig van wat er gebeurd was.

8. En Petrus antwoordde haar: Zeg mij, hebt gij het stuk land voor zoveel verkocht? En zij zeide: Ja, voor zoveel.

9. En Petrus zeide tot haar: Hoe hebt gij kunnen overeenkomen om de Geest des Heren te verzoeken? Zie, de voeten van hen, die uw man hebben begraven, zijn aan de deur en zij zullen ook u uitdragen.

10. En zij viel terstond neder voor zijn voeten en blies de adem uit; en de jonge mannen kwamen binnen en vonden haar dood en zij droegen haar uit en begroeven haar bij haar man.

11. En een grote vrees kwam over de gehele gemeente en over allen, die dit hoorden.

12. En door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtig bijeen in de zuilengang van Salomo.

13. Doch van de anderen durfde niemand zich bij hen aansluiten, maar het volk stelde hen hoog.

14. En des te meer werden er toegevoegd, die de Here geloofden, tal van mannen zowel als vrouwen,

Lees verder hoofdstuk Handelingen 5