Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 5:35-42 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

35. en hij zeide tot hen: Mannen van Israël, overweegt wel, wat gij met deze mensen zult doen!

36. Want vóór deze dagen stond Teudas op, die beweerde, dat hij iets was, en een aantal van ongeveer vierhonderd man sloot zich bij hem aan; maar hij werd gedood en zijn gehele aanhang viel uiteen en verliep.

37. Na hem stond Judas de Galileeër op, in de dagen der inschrijving, en kreeg vele afvalligen op zijn hand, maar ook deze is omgekomen en zijn gehele aanhang is uiteengeslagen.

38. En nu zeg ik u: Laat u niet in met deze mensen en laat hen geworden; want indien dit streven of dit werk uit mensen is, zal het vernietigd worden,

39. maar indien het uit God is, zult gij hen niet kunnen vernietigen; het mocht eens blijken, dat gij tegen God strijdt. En zij lieten zich door hem gezeggen,

40. en na de apostelen voorgeroepen te hebben, lieten zij hen geselen en verboden hun te spreken in de naam van Jezus, en gaven hun de vrijheid.

41. Zij dan gingen uit de Raad weg, verblijd, dat zij verwaardigd waren ter wille van de naam smadelijk behandeld te zijn;

42. en zonder ophouden, iedere dag, leerden zij in de tempel en aan huis, en verkondigden het evangelie, dat de Christus Jezus is.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 5