Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 5:15-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. zo zelfs, dat men de zieken op straat droeg en op bedden en matrassen legde, opdat, wanneer Petrus voorbijkwam, ook maar zijn schaduw op iemand van hen zou vallen.

16. En ook de menigte uit de steden rondom Jeruzalem stroomde toe en bracht zieken en door onreine geesten gekwelden mede. En zij werden allen genezen.

17. Maar de hogepriester stond op en allen, die met hem waren – de zogenaamde partij van de Sadduceeën – en zij werden vervuld met naijver,

18. en zij sloegen de handen aan de apostelen en zetten hen in het huis van bewaring.

19. Maar een engel des Heren opende des nachts de deuren van de gevangenis en leidde hen naar buiten en zeide:

20. Gaat heen, gaat in de tempel staan en spreekt tot het volk al deze woorden des levens.

21. En zij gaven daaraan gehoor en gingen tegen de ochtend de tempel binnen en leerden. Toen nu de hogepriester was aangekomen en die met hem waren, riepen zij de Raad bijeen, de gehele vergadering van de oudsten der kinderen Israëls, en zij zonden dienaars naar de kerker om hen te laten voorkomen.

22. Doch de dienaars, daar aangekomen, vonden hen niet in de gevangenis. En zij keerden terug en brachten het bericht mede:

23. Wij vonden wèl de kerker zeer zorgvuldig gesloten en de wachters voor de deuren op hun post, maar, toen wij hem openden, vonden wij er niemand in.

24. Toen nu de hoofdman van de tempel en de overpriesters deze woorden hoorden, waren zij erover in verlegenheid, wat daarvan komen zou.

25. Maar er kwam iemand tot hen met het bericht: Zie, de mannen, die gij hebt gevangengezet, staan in de tempel en zij leren het volk.

26. Toen ging de hoofdman met zijn dienaren erheen en nam hen mede, maar niet met geweld, want zij waren bevreesd, dat het volk hen stenigen zou;

27. en toen zij hen gebracht hadden, leidden zij hen voor de Raad. En de hogepriester ondervroeg hen, zeggende:

28. Wij hebben u nadrukkelijk verboden in deze naam te leren; en zie, gij hebt Jeruzalem vervuld met uw leer en gij wilt het bloed van deze mens op ons doen neerkomen.

29. Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen.

30. De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, die gij hebt gehangen aan een hout en omgebracht;

31. Hem heeft God door zijn rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken.

32. En wij zijn getuigen van deze dingen en ook de heilige Geest, die God hun gegeven heeft, die Hem gehoorzaam zijn.

33. Toen zij dit hoorden, ontstaken zij in woede en wilden hen ter dood laten brengen.

34. Maar een zeker Farizeeër in de Raad, genaamd Gamaliël, een wetgeleerde, in ere bij het gehele volk, stond op en verzocht de mensen een ogenblik buiten te doen staan,

35. en hij zeide tot hen: Mannen van Israël, overweegt wel, wat gij met deze mensen zult doen!

Lees verder hoofdstuk Handelingen 5