Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 5:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En een zeker man, met name Ananias, met zijn vrouw Saffira, verkocht een eigendom,

2. hield iets van de opbrengst achter, met medeweten van zijn vrouw, en bracht een zeker deel en legde het aan de voeten der apostelen.

3. Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land?

4. Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.

5. En bij het horen van deze woorden viel Ananias neder en blies de adem uit. En een grote vrees kwam over allen, die het hoorden.

6. En de jonge mannen stonden op en legden hem af, en zij droegen hem uit en begroeven hem.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 5