Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 4:13-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Toen zij nu de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes zagen en bemerkt hadden, dat zij ongeletterde en eenvoudige mensen uit het volk waren, verwonderden zij zich, en zij herkenden hen, dat zij met Jezus geweest waren;

14. en daar zij de genezene bij hen zagen staan, konden zij er niets tegen inbrengen.

15. En na hun geboden te hebben buiten de raadzaal te gaan, overlegden zij met elkander,

16. en zij zeiden: Wat moeten wij met deze mensen beginnen? Want dat er een kennelijk wonderteken door hen verricht is, is duidelijk aan allen, die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen;

17. maar om te voorkomen, dat het nog meer onder het volk verbreid wordt, laat ons hun dreigend gebieden tot niemand meer te spreken op gezag van deze naam.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 4