Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 27:34-44 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

34. Daarom spoor ik u aan voedsel te nemen, want dit is goed voor uw redding; want niemand uwer zal ook maar een haar van zijn hoofd gekrenkt worden.

35. En terwijl hij dit zeide, nam hij brood, dankte God in aller tegenwoordigheid, brak het en begon te eten.

36. En allen werden goedsmoeds en nuttigden eveneens voedsel.

37. Wij waren nu in het geheel aan boord met tweehonderd zesenzeventig man.

38. En toen zij van voedsel verzadigd waren, maakten zij het schip lichter door het graan in zee te werpen.

39. En toen het dag werd, herkenden zij het land niet, maar zij bemerkten een inham, die een strand had, en zij overlegden, zo mogelijk het schip daarop te doen lopen.

40. En zij haalden de ankers op en lieten zich voor de zee wegdrijven, terwijl zij meteen de roerbanden losmaakten, het voorzeil voor de wind hesen en op het strand aanhielden.

41. Maar zij kwamen terecht op een uitstekende bank en raakten met het schip aan de grond. En het voorschip bleef onwrikbaar vastzitten, maar het achterschip brak af door het geweld (der golven).

42. De soldaten nu waren van plan de gevangenen te doden, opdat niet iemand met zwemmen zou ontsnappen;

43. maar de hoofdman, die Paulus wilde sparen, verijdelde hun voornemen en beval, dat wie zwemmen konden, het eerst over boord zouden springen om aan land te komen;

44. en de overigen deels op planken, deels op wrakhout. En zo geschiedde het, dat allen behouden aan land kwamen.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 27