Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 27:10-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. met deze woorden: Mannen, ik zie, dat de vaart met ongerief en grote averij gepaard zal gaan, niet alleen wat lading en schip, maar ook wat ons leven aangaat.

11. Maar de hoofdman stelde meer vertrouwen in de stuurman en de schipper dan in de woorden van Paulus.

12. En daar de haven niet geschikt was om te overwinteren, ried het merendeel aan, vandaar zee te kiezen om zo mogelijk Feniks, een haven op Kreta, beschermd liggende naar het zuidwesten en het noordwesten, te bereiken, ten einde daar te overwinteren.

13. En toen er een zachte zuidenwind opstak en zij meenden hun oogmerk te hebben bereikt, lichtten zij het anker en hielden zo dicht mogelijk langs de kust van Kreta.

14. Maar kort daarop sloeg vandaar een stormwind neer, de zogenaamde Eurakylon;

15. en toen het schip werd meegesleurd en de kop niet in de wind kon houden, moesten wij het opgeven en dreven weg.

16. Maar wij schoten in de luwte van een eilandje, Klauda geheten, waar wij nog moeite hadden de sloep meester te worden;

Lees verder hoofdstuk Handelingen 27