Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 27:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En toen het beslist was, dat wij naar Italië zouden afvaren, vertrouwde men Paulus en enige andere gevangenen toe aan een hoofdman, genaamd Julius, van de keizerlijke afdeling.

2. En op een schip uit Adramyttium, dat naar de kustplaatsen van Asia zou varen, kozen wij zee, met Aristarchus, een Macedoniër uit Tessalonica, bij ons.

3. En de volgende dag gingen wij te Sidon aan land en Julius behandelde Paulus vriendelijk en vergunde hem naar zijn vrienden te gaan om zich te laten verzorgen.

4. En vandaar afgevaren, voeren wij onder Cyprus langs, omdat de winden tegen waren;

Lees verder hoofdstuk Handelingen 27