Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 24:16-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. En hierin oefen ik mijzelf, altijd een onergerlijk geweten te hebben voor God en de mensen.

17. En na verloop van vele jaren ben ik gekomen om aalmoezen voor mijn volk te brengen en offeranden,

18. waarmede men mij, geheiligd zijnde, in de tempel bezig vond, zonder volksoploop of opschudding. Maar enige Joden uit Asia

19. – die moesten hier voor u staan en hun aanklacht indienen, indien zij iets tegen mij hebben.

20. Of laten dezen hier zelf zeggen, wat voor misdrijf zij hebben gevonden, toen ik voor de Raad stond,

21. of het moest zijn dit ene woord, dat ik, in hun midden staande, uitriep: Ter zake van de opstanding van doden sta ik heden voor u terecht!

22. Maar Felix, die zeer goed van de weg op de hoogte was, verdaagde hun zaak en zeide: Zodra de overste Lysias komt, zal ik in uw zaak een beslissing nemen;

23. en hij beval de hoofdman hem in bewaring te houden, maar minder streng, en niemand van de zijnen te beletten hem van dienst te zijn.

24. En na enige dagen kwam Felix daar met Drusilla, zijn vrouw, die een Jodin was, en hij liet Paulus roepen en hoorde hem over het geloof in Christus Jezus.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 24