Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 23:20-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

20. En hij zeide: De Joden hebben afgesproken om van u te begeren, dat gij Paulus morgen voor de Raad brengt, daar deze op een bepaald punt nauwkeuriger over hem wil worden ingelicht.

21. Doch laat u niet door hen ompraten, want meer dan veertig mannen uit hun midden loeren op hem. Zij hebben zich met een vervloeking verbonden te eten noch te drinken, voordat zij hem omgebracht hebben; en nu staan zij gereed en wachten slechts op uw toezegging.

22. De overste dan liet de jongeman gaan en beval hem: Laat u tegen niemand erover uit, dat gij mij dit hebt te kennen gegeven.

23. En hij riep een tweetal hoofdlieden bij zich en zeide: Laat tweehonderd soldaten zich gereed houden om naar Caesarea te trekken en zeventig ruiters en tweehonderd lansdragers omtrent het derde uur van de nacht;

24. en laat men rijdieren voorbrengen om Paulus daarop te zetten en veilig over te brengen naar stadhouder Felix.

25. En hij schreef een brief van de volgende inhoud:

26. Claudius Lysias groet de hoogedele stadhouder Felix.

27. Daar deze man door de Joden gevangengenomen was en door hen omgebracht zou worden, ben ik tussenbeide gekomen met mijn manschappen en heb hem buiten hun bereik gebracht, daar ik vernomen had, dat hij een Romein was;

28. en begerende te weten te komen, waarvan zij hem beschuldigden, bracht ik hem in hun Raad.

29. Het bleek mij, dat hij werd beschuldigd inzake vragen van hun wet, doch er was geen aanklacht, waarop dood of gevangenschap staat.

30. En daar mij was aangebracht, dat er een aanslag tegen deze man zou worden gepleegd, liet ik hem onmiddellijk naar u brengen en heb ik ook de aanklagers gelast in uw tegenwoordigheid te zeggen, wat zij tegen hem hebben.

31. De soldaten dan namen Paulus over, gelijk hun bevolen was, en brachten hem des nachts naar Antipatris;

32. en de volgende dag lieten zij de ruiters met hem verder trekken en keerden naar de kazerne terug.

33. Toen de anderen te Caesarea kwamen en de brief aan de stadhouder overhandigd hadden, brachten zij ook Paulus voor hem.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 23