Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 21:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En het geschiedde, toen wij in zee gestoken waren, nadat wij ons van hen hadden losgescheurd, dat wij recht op Kos aankoersten en de dag daarna op Rodos en vandaar op Patara.

2. En nadat wij een schip gevonden hadden, dat naar Fenicië zou oversteken, gingen wij aan boord en voeren af.

3. En toen wij Cyprus in zicht gekregen hadden en het links hadden laten liggen, voeren wij naar Syrië en kwamen te Tyrus aan, want daar zou het schip zijn lading lossen.

4. En wij vonden de discipelen en bleven daar zeven dagen. Dezen zeiden Paulus door de Geest, dat hij zich niet naar Jeruzalem moest inschepen.

5. Toen het nu zover was, dat wij de dagen hadden voleindigd, gingen wij vandaar verder op reis, terwijl zij ons allen met vrouwen en kinderen uitgeleide deden tot buiten de stad; en op het strand knielden wij neder, baden en

6. namen afscheid van elkander. Wij gingen scheep en zij keerden naar huis terug.

7. Na afloop van de vaart van Tyrus uit kwamen wij te Ptolemaïs aan, begroetten de broeders en bleven één dag bij hen.

8. En de volgende dag gingen wij vandaar en kwamen te Caesarea; en gekomen in het huis van Filippus, de evangelist, die behoorde tot de zeven, bleven wij bij hem.

9. Deze had vier ongehuwde dochters, die profetessen waren.

10. En toen wij daar verscheidene dagen bleven, kwam uit Judea een zeker profeet, genaamd Agabus.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 21