Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 19:14-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Het waren nu zeven zonen van een zekere Skevas, een Joodse overpriester, die dit deden.

15. Maar de boze geest antwoordde en zeide tot hen: Jezus ken ik en van Paulus weet ik, maar wie zijt gij?

16. En de mens, in wie de boze geest was, sprong op hen af, overweldigde hen tezamen en bleek zoveel sterker dan zij, dat zij zonder kleren en gewond uit dat huis moesten vluchten.

17. En dit werd bekend aan allen, Joden en Grieken, die te Efeze woonden, en vrees overviel hen allen, en de naam van de Here Jezus werd grootgemaakt;

18. en velen van hen, die gelovig geworden waren, kwamen hun schuld belijden en uitspreken wat zij bedreven hadden.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 19