Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 13:6-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. En na het gehele eiland doorgetrokken te zijn tot aan Pafos, troffen zij een zekere tovenaar aan, een valse profeet, een Jood, wiens naam was Barjezus;

7. hij hield zich op bij de landvoogd Sergius Paulus, een verstandig man. Deze begeerde het woord Gods te horen en liet Barnabas en Saulus tot zich roepen.

8. Maar Elymas, de tovenaar, want zo wordt zijn naam vertaald, verzette zich tegen hen en trachtte de landvoogd van het geloof afkerig te maken.

9. Doch Saulus, anders gezegd Paulus, vervuld met de heilige Geest, zag hem scherp aan, en zeide:

10. Zoon des duivels, vol van allerlei list en streken, vijand van alle gerechtigheid, zult gij niet ophouden de rechte wegen des Heren te verdraaien?

11. En nu, zie, de hand des Heren keert zich tegen u, en gij zult een tijd lang blind zijn en de zon niet zien. En terstond viel op hem donkerheid en duisternis, en rondtastende zocht hij iemand om hem bij de hand te leiden.

12. Toen de landvoogd zag, wat er gebeurd was, kwam hij tot geloof, zeer getroffen door de leer des Heren.

13. Paulus en die met hem waren, voeren af van Pafos en kwamen te Perge in Pamfylië; maar Johannes scheidde zich van hen af en keerde weder naar Jeruzalem.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 13