Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 13:19-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. en na zeven volken uitgeroeid te hebben in het land Kanaän, heeft Hij hun land hun ten erfdeel gegeven,

20. omstreeks vierhonderd vijftig jaren lang. En daarna gaf Hij hun richters tot op de profeet Samuël.

21. En van toen af vroegen zij om een koning en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin, veertig jaren lang;

22. en nadat Hij deze verworpen had, verwekte Hij hun David als koning, wie Hij ook dit getuigenis gaf: Ik heb David, de zoon van Isaï, gevonden, een man naar mijn hart, die al mijn bevelen zal volbrengen.

23. Uit zijn geslacht heeft God naar de belofte voor Israël de Heiland Jezus doen komen,

24. nadat Johannes eerst, vóór zijn optreden, aan het gehele volk Israël een doop van bekering gepredikt had.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 13