Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 12:10-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. En toen zij langs de eerste en de tweede wacht gegaan waren, kwamen zij aan de ijzeren poort, die naar de stad leidde, welke vanzelf voor hen openging. En buiten gekomen, gingen zij één straat ver en terstond daarna verliet de engel hem.

11. En Petrus, tot zichzelf gekomen, zeide: Nu weet ik waarlijk, dat de Here zijn engel uitgezonden heeft en mij gerukt heeft uit de hand van Herodes en uit al wat het volk der Joden verwachtte.

12. En na een ogenblik van overleg, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, bijgenaamd Marcus, waar velen vergaderd waren in gebed.

13. En toen hij aan de deur van het voorportaal klopte, kwam een slavin, met name Rode, voor om te horen wat er was;

Lees verder hoofdstuk Handelingen 12