Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 11:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De apostelen nu en de broeders in Judea hoorden, dat ook de heidenen het woord Gods aangenomen hadden.

2. En toen Petrus naar Jeruzalem gegaan was, verschilden zij, die uit de besnijdenis waren, met hem van mening,

3. en zij zeiden: Gij zijt binnengegaan bij onbesnedenen en hebt met hen gegeten.

4. Maar Petrus begon hun alles in geregelde orde uiteen te zetten en zeide:

5. Ik was in de stad Joppe in gebed en zag in zinsverrukking een gezicht: een voorwerp daalde neder in de vorm van een groot laken, dat aan de vier hoeken uit de hemel neergelaten werd, en het kwam vlak bij mij.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 11