Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 10:12-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. hierin bevonden zich allerlei viervoetige en kruipende dieren der aarde en allerlei vogelen des hemels.

13. En er kwam een stem tot hem: Sta op, Petrus, slacht en eet!

14. Maar Petrus zeide: Geenszins, Here, want ik heb nog nooit iets gegeten, dat onheilig of onrein was.

15. En nogmaals ten tweeden male, kwam een stem tot hem: Wat God rein verklaard heeft, moogt gij niet voor onheilig houden.

16. En dit geschiedde tot driemaal toe, en terstond werd het voorwerp weer opgenomen in de hemel.

17. Terwijl Petrus bij zichzelf in onzekerheid was, wat het gezicht, dat hij gezien had, betekenen mocht, zie, daar waren de mannen, die door Cornelius afgezonden waren, bij hun navraag naar het huis van Simon aan het voorportaal gekomen,

18. en zij trachtten na geroepen te hebben te weten te komen, of Simon, bijgenaamd Petrus, daar verblijf hield.

19. En terwijl Petrus nog steeds over het gezicht nadacht, zeide de Geest: Zie, twee mannen zoeken naar u;

20. sta dan op, ga naar beneden en reis, zonder bezwaar te maken, met hen mede, want Ik heb hen gezonden.

21. En Petrus ging naar beneden en zeide tot de mannen: Zie, ik ben het, die gij zoekt; wat is de reden van uw komst?

22. En zij zeiden: Cornelius, een hoofdman, een rechtvaardig man en vereerder van God, die goed bekend staat bij het gehele volk der Joden, heeft door een heilige engel een godsspraak ontvangen om u te zijnen huize te nodigen en te horen wat gij zeggen zult.

23. Hij noodde hen binnen en ontving hen gastvrij.En de volgende dag stond hij op en vertrok met hen, en enige der broeders uit Joppe gingen met hem mede.

24. En de volgende dag kwam hij te Caesarea aan. En Cornelius was hen wachtende, terwijl hij zijn bloedverwanten en beste vrienden had bijeengeroepen.

25. En toen het geschiedde, dat Petrus binnentrad, kwam Cornelius hem tegemoet, viel hem te voet en bewees hem hulde.

26. Maar Petrus richtte hem op en zeide: Sta op, ik ben zelf ook een mens.

27. En terwijl hij zich met hem onderhield, kwam hij binnen en vond er velen bijeen;

28. en hij sprak tot hen: Gij weet, hoe het een Jood verboden is zich te voegen bij of te gaan tot een niet-Jood; doch mij heeft God doen zien, dat ik niemand onheilig of onrein mag noemen.

29. Daarom ben ik ook zonder tegenspreken op uw uitnodiging gekomen. Ik zou nu wel willen weten, om welke reden gij mij uitgenodigd hebt.

30. En Cornelius zeide: Juist vóór vier dagen, van dit ogenblik af gerekend, was ik op het negende uur thuis in gebed;

Lees verder hoofdstuk Handelingen 10