Oude Testament

Nieuwe Testament

Galaten 1:1-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Paulus, een apostel, niet vanwege mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus, en God, de Vader, die Hem opgewekt heeft uit de doden,

2. en al de broeders, die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatië:

3. genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus,

4. die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld, naar de wil van onze God en Vader,

5. aan wie de heerlijkheid zij in alle eeuwigheid! Amen.

6. Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie,

7. en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien.

8. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, [u] een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt!

9. Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt!

10. Tracht ik thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.

11. Want ik maak u bekend, broeders, dat het evangelie, hetwelk door mij verkondigd is, niet is naar de mens.

12. Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus.

Lees verder hoofdstuk Galaten 1