Oude Testament

Nieuwe Testament

Filippenzen 4:14-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Toch hebt gij er goed aan gedaan, te delen in mijn verdrukking.

15. Gij weet het zelf ook wel, Filippenzen; in het begin van mijn evangelieprediking, toen ik uit Macedonië vertrok, heeft geen enkele gemeente met mij in rekening van uitgave en ontvangst gestaan dan gij alleen.

16. Want ook te Tessalonica hebt gij mij een en andermaal ondersteuning gezonden.

17. Niet, dat het mij om de gave te doen zou zijn, maar het is mij te doen om de opbrengst, die als een tegoed op uw rekening aangroeit.

18. Nu is alles voldaan en ik ben rijkelijk voorzien; alles is aangezuiverd, nu ik van Epafroditus het door u gezondene ontvangen heb, een welriekend, een aangenaam, Gode welgevallig offer.

19. Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus.

20. Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.

21. Groet iedere heilige in Christus Jezus. U groeten de broeders, die bij mij zijn.

22. U groeten al de heiligen, inzonderheid die aan het huis des keizers verbonden zijn.

23. De genade van de Here Jezus Christus zij met uw geest.

Lees verder hoofdstuk Filippenzen 4