Oude Testament

Nieuwe Testament

Filippenzen 2:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Indien er dan enig beroep (op u gedaan mag worden) in Christus, indien er enige bemoediging is der liefde, indien er enige gemeenschap is des geestes, indien er enige ontferming en barmhartigheid is,

2. maakt (dan) mijn blijdschap volkomen door eensgezind te zijn, één in liefdebetoon, één van ziel, één in streven,

3. zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang,

4. maar ieder (lette) ook op dat van anderen.

5. Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was,

6. die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht,

7. maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is.

Lees verder hoofdstuk Filippenzen 2