Oude Testament

Nieuwe Testament

Efeziërs 6:2-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

2. Eer uw vader en uw moeder – dit is immers het eerste gebod, met een belofte –

3. opdat het u welga en gij lang leeft op aarde.

4. En gij, vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt hen op in de tucht en in de terechtwijzing des Heren.

5. Slaven, weest uw heren naar het vlees gehoorzaam met vreze en beven, in eenvoud uws harten, als aan Christus,

6. niet met ogendienst, als mensenbehagers, maar door als slaven van Christus de wil Gods van harte te doen,

7. en bereidwillig dienstbaar te zijn als aan de Here en niet aan mensen.

8. Gij weet immers, dat een ieder, hetzij slaaf, hetzij vrije, al het goede, dat hij gedaan heeft, van de Here zal terugontvangen.

9. En gij, heren, handelt evenzo jegens hen; laat het dreigen na. Gij weet immers, dat hun en uw Heer in de hemelen is, en bij Hem is geen aanzien des persoons.

10. Voorts, weest krachtig in de Here en in de sterkte zijner macht.

Lees verder hoofdstuk Efeziërs 6