Oude Testament

Nieuwe Testament

Efeziërs 5:26-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord,

27. en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zó dat zij heilig is en onbesmet.

28. Zo zijn [ook] de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief;

29. want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente,

30. omdat wij leden zijn van zijn lichaam.

31. Daarom zal een man [zijn] vader en [zijn] moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn.

32. Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en [op] de gemeente.

33. Intussen ook gij, laat ieder voor zich zijn eigen vrouw zó liefhebben als zichzelf en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man.

Lees verder hoofdstuk Efeziërs 5