Oude Testament

Nieuwe Testament

Efeziërs 4:5-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. één Here, één geloof, één doop,

6. één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen.

7. Maar aan een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate, waarin Christus haar schenkt.

8. Daarom heet het:opgevaren naar den hoge voerde Hij krijgsgevangenen mede,gaven gaf Hij aan de mensen.

9. Wat betekent dit: Hij is opgevaren, anders dan dat Hij ook nedergedaald is naar de lagere, aardse gewesten?

10. Hij, die nedergedaald is, Hij is het ook, die is opgevaren ver boven alle hemelen, om alles tot volheid te brengen.

11. En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars,

12. om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus,

13. totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus.

14. Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt,

15. maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus.

16. En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde.

17. Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken,

Lees verder hoofdstuk Efeziërs 4