Oude Testament

Nieuwe Testament

Efeziërs 1:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus, die [te Efeze] zijn;

2. genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.

3. Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus.

4. Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht.

5. In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil,

6. tot lof van de heerlijkheid zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde.

7. En in Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade,

8. welke Hij ons overvloedig heeft bewezen in alle wijsheid en verstand,

Lees verder hoofdstuk Efeziërs 1