Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Timoteüs 2:14-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. Blijf dit in herinnering brengen en betuig in de tegenwoordigheid van God, dat men geen woordenstrijd moet voeren, die tot niets nut is, (ja) verderf brengt aan wie ernaar horen.

15. Maak er ernst mede u wèl beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid.

16. Maar vermijd de onheilige, holle klanken; want zij zullen de goddeloosheid nog verder drijven,

17. en hun woord zal voortwoekeren als de kanker. Tot hen behoren Hymeneüs en Filetus,

18. die uit het spoor der waarheid geraakt zijn met hun bewering, dat de opstanding reeds heeft plaatsgehad, waardoor zij het geloof van sommigen afbreken.

19. En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen, en: Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid.

20. Doch in een groot huis zijn niet alleen voorwerpen van goud en van zilver, maar ook van hout en van aardewerk, en wel deels met eervolle, deels met minder eervolle bestemming;

Lees verder hoofdstuk 2 Timoteüs 2