Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Timoteüs 1:7-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid.

8. Schaam u dus niet voor het getuigenis van onze Here of voor mij, zijn gevangene, maar wees mede bereid voor het evangelie te lijden in de kracht van God,

9. die ons behouden heeft en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de genade, die ons in Christus Jezus gegeven is vóór eeuwige tijden,

10. doch die nu geopenbaard is door de verschijning van onze Heiland, Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie.

11. En ík ben daartoe aangesteld als verkondiger, apostel en leraar.

12. Om die reden draag ik ook dit lijden en ik schaam mij daarvoor niet, want ik weet, op wie ik mijn vertrouwen heb gevestigd, en ik ben ervan overtuigd, dat Hij bij machte is, hetgeen Hij mij toevertrouwd heeft, te bewaren tot die dag.

13. Neem tot voorbeeld de gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in het geloof en de liefde, die in Christus Jezus is.

14. Bewaar door de heilige Geest, die in ons woont, het goede, dat u is toevertrouwd.

15. Dit weet gij, dat allen in Asia zich van mij hebben afgekeerd, onder anderen Fygelus en Hermogenes.

16. De Here bewijze barmhartigheid aan het huis van Onesiforus, daar hij mij dikwijls heeft verkwikt en zich voor mijn ketenen niet heeft geschaamd.

17. Integendeel, toen hij te Rome gekomen was, heeft hij mij ijverig gezocht en mij ook gevonden;

18. – de Here geve hem, dat hij barmhartigheid bij de Here vinde op die dag – en hoevele goede diensten hij te Efeze bewezen heeft, weet gij zelf het best.

Lees verder hoofdstuk 2 Timoteüs 1