4. immers, als ik denk aan uw tranen, verlang ik u te zien om met blijdschap vervuld te worden;
5. en dan komt mij voor de geest uw ongeveinsd geloof, zoals het eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Eunike, en ook – daarvan ben ik overtuigd – (woont) in u.
6. Om die reden herinner ik u eraan, de gave Gods aan te wakkeren, die door mijn handoplegging in u is.
7. Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid.