Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Tessalonicenzen 3:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Voorts, broeders, bidt voor ons, dat het woord des Heren snelle voortgang hebbe en verheerlijkt worde, evenals bij u,

2. en dat wij bewaard blijven voor de wargeesten en slechte mensen; want trouw vindt men niet bij allen.

3. Maar wèl getrouw is de Here, die u sterken zal en u bewaren voor de boze.

4. En wij vertrouwen in de Here van u, dat gij, hetgeen wij (u) bevelen, [niet alleen] doet, maar ook zult doen.

5. De Here neige uw harten tot de liefde Gods en tot de volharding van Christus.

6. Maar wij bevelen u, broeders, in de naam van de Here Jezus Christus, dat gij u onttrekt aan elke broeder, die zich ongeregeld gedraagt, in strijd met de overlevering, die gij van ons ontvangen hebt.

Lees verder hoofdstuk 2 Tessalonicenzen 3