Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Tessalonicenzen 2:6-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd.

7. Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is.

8. Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt.

9. Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen,

10. en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden.

11. En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven,

12. opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid.

13. Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid.

Lees verder hoofdstuk 2 Tessalonicenzen 2