Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Petrus 1:6-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. door de kennis de zelfbeheersing, door de zelfbeheersing de volharding, door de volharding de godsvrucht,

7. door de godsvrucht de broederliefde en door de broederliefde de liefde (jegens allen).

8. Want als deze dingen bij u aanwezig zijn en overvloedig worden, laten zij u niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Here Jezus Christus.

9. Want bij wie zij niet zijn, die is verblind in zijn bijziendheid, daar hij de reiniging van zijn vroegere zonden heeft vergeten.

10. Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen.

11. Want zó zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus.

12. Daarom zal het steeds mijn voornemen zijn u hieraan te herinneren, hoewel gij het weet en in de waarheid, die bij u is, versterkt zijt.

13. Ik acht het mijn plicht, zolang ik in deze tent ben, u door herinnering wakker te houden,

14. want ik weet, dat het afleggen van mijn tent spoedig komt, zoals ook onze Here Jezus Christus mij heeft doen weten.

15. Maar ik zal mij beijveren, dat gij ook na mijn heengaan telkens weer aan deze dingen kunt denken.

16. Want wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit.

17. Want Hij heeft van God, de Vader, eer en heerlijkheid ontvangen, toen zulk een stem van de hoogwaardige heerlijkheid tot Hem kwam: Deze is mijn Zoon, mijn geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb.

18. En deze stem hebben ook wij uit de hemel horen komen, toen wij met Hem op de heilige berg waren.

Lees verder hoofdstuk 2 Petrus 1