Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korinthiërs 8:9-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Gij kent immers de genade van onze Here Jezus [Christus], dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden.

10. En ik geef op dit punt mijn mening, want dit is voor u nuttig; gij hebt immers reeds vroeger, het vorige jaar, een begin gemaakt, niet alleen met de uitvoering, maar ook met het willen;

11. voltooit thans dan ook de uitvoering, opdat met de maat van uw bereidwilligheid ook de voltooiing uit hetgeen gij hebt overeenstemme.

12. Want als de bereidvaardigheid aanwezig is, is zij welkom naar hetgeen zij heeft, niet naar hetgeen zij niet heeft.

13. Want niet om anderen verlichting te schenken, wordt het u zwaar gemaakt,

14. maar uit het oogpunt van billijkheid kome uw overvloed voor het ogenblik hun gebrek ten goede, opdat hun overvloed wederkerig uw gebrek ten goede zou komen en er zodoende gelijkheid zij,

15. zoals er geschreven staat: die veel (verzameld had), had niet over en die weinig (verzameld had), had niet te kort.

16. Maar God zij gedankt, die dezelfde toewijding voor u in het hart van Titus geeft,

17. daar hij wel een opwekking van mij ontving, maar in zijn grote toewijding uit eigen beweging naar u is vertrokken.

18. En wij zonden de broeder met hem mede, wiens lof om zijn evangeliewerk door al de gemeenten (verbreid is).

Lees verder hoofdstuk 2 Korinthiërs 8