Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korinthiërs 8:11-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. voltooit thans dan ook de uitvoering, opdat met de maat van uw bereidwilligheid ook de voltooiing uit hetgeen gij hebt overeenstemme.

12. Want als de bereidvaardigheid aanwezig is, is zij welkom naar hetgeen zij heeft, niet naar hetgeen zij niet heeft.

13. Want niet om anderen verlichting te schenken, wordt het u zwaar gemaakt,

14. maar uit het oogpunt van billijkheid kome uw overvloed voor het ogenblik hun gebrek ten goede, opdat hun overvloed wederkerig uw gebrek ten goede zou komen en er zodoende gelijkheid zij,

15. zoals er geschreven staat: die veel (verzameld had), had niet over en die weinig (verzameld had), had niet te kort.

16. Maar God zij gedankt, die dezelfde toewijding voor u in het hart van Titus geeft,

17. daar hij wel een opwekking van mij ontving, maar in zijn grote toewijding uit eigen beweging naar u is vertrokken.

18. En wij zonden de broeder met hem mede, wiens lof om zijn evangeliewerk door al de gemeenten (verbreid is).

19. En dat niet alleen; hij is ook door de gemeenten als onze reisgenoot aangewezen bij dit liefdewerk, dat door ons tot eer van de Here zelf en tot betoning van onze bereidvaardigheid wordt verricht.

20. Hierdoor voorkomen wij verdachtmaking bij deze overvloedige opbrengst, die door onze handen gaat;

21. want wij zijn bedacht op hetgeen behoorlijk is, niet alleen voor het oog des Heren, maar ook voor dat der mensen.

22. Wij zonden met hen onze broeder mede, wiens toewijding in vele zaken wij dikwijls hebben leren waarderen, maar die thans nog veel meer toegewijd is door zijn groot vertrouwen in u.

Lees verder hoofdstuk 2 Korinthiërs 8