Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korinthiërs 7:1-6 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Daar wij nu deze beloften bezitten, geliefden, laten wij ons reinigen van alle bezoedeling des vlezes en des geestes, en zo onze heiligheid volmaken in de vreze Gods.

2. Gunt ons plaats: wij hebben niemand verongelijkt, niemand te gronde gericht, van niemand voordeel getrokken.

3. Ik zeg dit niet om u te veroordelen; ik heb immers reeds gezegd, dat gij ons zó na aan het hart ligt, dat wij met u zouden willen sterven en leven.

4. Groot is mijn vrijmoedigheid tegenover u, en groot ook mijn roemen over u; ik ben vervuld van die troost, overstelpt van die blijdschap bij al onze druk.

5. Want toen wij in Macedonië kwamen, had ons vlees geen rust of duur, doch wij waren van alle kanten in de druk: van buiten strijd, van binnen vrees.

6. Maar God, die de nederigen troost, heeft ons getroost door de komst van Titus,

Lees verder hoofdstuk 2 Korinthiërs 7