Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korinthiërs 4:1-4 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Daarom, nu wij deze bediening hebben, die ons door barmhartigheid is toevertrouwd, verliezen wij de moed niet,

2. maar hebben wij verworpen alle schandelijke praktijken, die het licht niet kunnen zien, daar wij niet met sluwheid omgaan of het woord Gods vervalsen, maar de waarheid aan het licht brengen en zo bij elk menselijk geweten onze eigen aanbeveling zijn voor het oog van God.

3. Indien dan nog ons evangelie bedekt is, is het bedekt bij hen, die verloren gaan,

4. ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.

Lees verder hoofdstuk 2 Korinthiërs 4