Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korinthiërs 3:10-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

10. Immers, zelfs hetgeen verheerlijkt was, is in zoverre niet verheerlijkt, als déze heerlijkheid het te boven gaat.

11. Want als het verdwijnende met heerlijkheid gepaard ging, veel meer is dan het blijvende in heerlijkheid.

12. Nu wij zulk een verwachting hebben, treden wij met volle vrijmoedigheid op,

13. geheel anders dan Mozes, die een bedekking voor zijn gelaat deed, opdat de kinderen Israëls geen blik zouden slaan op het einde van hetgeen moest verdwijnen.

14. Maar hun gedachten werden verhard. Want tot heden toe blijft dezelfde bedekking over de voorlezing van het oude verbond zonder weggenomen te worden, omdat zij slechts in Christus verdwijnt.

15. Ja, tot heden toe ligt, telkens wanneer Mozes voorgelezen wordt, een bedekking over hun hart,

16. maar telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen.

Lees verder hoofdstuk 2 Korinthiërs 3