7. Ja, wij bidden tot God, dat gij generlei kwaad zult doen, niet opdat wij betrouwbaar mogen blijken, maar opdat gij het goede zoudt doen, al zijn wij dan ook verwerpelijk.
8. Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar wel voor de waarheid.
9. Want wij verblijden ons, als gij krachtig zijt, al zijn wij zwak; want dit bidden wij, dat het met u geheel in orde komt.