Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korinthiërs 11:5-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Ik acht toch volstrekt niet te hebben ondergedaan voor die onvergelijkelijke apostelen.

6. Ben ik dan al onervaren in het spreken, in kennis ben ik het niet, maar wij hebben die alleszins en in alle opzichten bij u openbaar gemaakt.

7. Of heb ik er verkeerd aan gedaan, dat ik, om u te verhogen, mijzelf vernederde door u om niet het evangelie Gods te verkondigen?

8. Andere gemeenten heb ik geplunderd door vergoeding aan te nemen om u van dienst te kunnen zijn, en toen ik bij u was en gebrek kreeg, ben ik niemand lastig gevallen,

9. want wat mij ontbrak, hebben de broeders, die uit Macedonië kwamen, aangevuld en in elk opzicht heb ik mij ervoor gewacht u tot last te zijn, en dit zal ik blijven doen.

Lees verder hoofdstuk 2 Korinthiërs 11