Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korinthiërs 11:12-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

12. Maar wat ik doe, zal ik blijven doen, om hun de gelegenheid af te snijden, die er een zoeken, zodat zij in hetgeen, waarin zij roemen, blijken te zijn zoals ook wij.

13. Want zulke lieden zijn schijn-apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus.

14. Geen wonder ook! Immers, de satan zelf doet zich voor als een engel des lichts.

15. Het is dus niets bijzonders, indien ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid; maar hun einde zal zijn naar hun werken.

16. Nog eens: niemand houde mij voor onverstandig; of anders: aanvaardt mij als een onverstandige; dan kan ik ook een weinig roemen.

17. Wat ik zeg, zeg ik niet naar de Here, maar als in onverstand, aangenomen, dat wij mogen roemen.

Lees verder hoofdstuk 2 Korinthiërs 11