Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korinthiërs 1:11-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. terwijl ook gij ons te hulp komt met uw voorbede, opdat uit veler mond voor de genade, ons geschonken, veelvuldig dank gebracht worde voor ons.

12. Want dit is onze roem, het getuigenis van ons geweten, dat wij in heiligheid en reinheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods, in de wereld verkeerd hebben, in het bijzonder ten opzichte van u.

13. Want wij schrijven u niets anders dan wat gij leest of ook begrijpt, ja, ik hoop, dat gij het volkomen zult begrijpen,

14. gelijk gij reeds ten dele van ons hebt begrepen: dat wij uw roem zijn, evenals gij de onze op de dag van onze Here Jezus.

15. En in dit vertrouwen had ik mij voorgenomen (reeds) vroeger tot u te komen, opdat gij andermaal een genadegift mocht ontvangen,

Lees verder hoofdstuk 2 Korinthiërs 1