Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korinthiërs 1:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, en Timoteüs, de broeder, aan de gemeente Gods, die te Korinte is, met al de heiligen in geheel Achaje:

2. genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.

3. Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, de Vader der barmhartigheden en de God aller vertroosting,

4. die ons troost in al onze druk, zodat wij hen, die in allerlei druk zijn, troosten kunnen met de troost, waarmede wijzelf door God vertroost worden.

5. Want gelijk het lijden van Christus overvloedig over ons komt, zo valt ons door Christus ook overvloedig vertroosting ten deel.

Lees verder hoofdstuk 2 Korinthiërs 1