Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Timoteüs 1:4-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. noch zich bezig te houden met fabels en eindeloze geslachtsregisters, die veeleer moeilijkheden ten gevolge hebben dan door God gegeven leiding in het geloof.

5. En het doel van (alle) vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof.

6. Door dit spoor te verlaten zijn sommigen vervallen tot ijdel gepraat;

7. zij willen leraars der wet zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken.

8. Wij weten, dat de wet goed is, indien iemand haar wettig toepast,

9. wel wetend, dat de wet niet gesteld is voor de rechtvaardige, maar voor wettelozen en tuchtelozen, voor goddelozen en zondaars, voor onverlaten en onheiligen, voor vadermoorders en moedermoorders en doodslagers,

10. hoereerders, knapenschenders, zielverkopers, leugenaars, meinedigen, en al wat verder ingaat tegen de gezonde leer,

11. in overeenstemming met het evangelie der heerlijkheid van de zalige God, dat mij is toevertrouwd.

12. Ik breng dank aan Hem, die mij kracht gegeven heeft, Christus Jezus, onze Here, dat Hij mij getrouw geacht heeft, daar Hij mij in de bediening gesteld heeft,

Lees verder hoofdstuk 1 Timoteüs 1