Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Petrus 5:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De oudsten onder u vermaan ik dan als medeoudste en getuige van het lijden van Christus, die ook een deelgenoot ben van de heerlijkheid, welke zal geopenbaard worden:

2. hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid,

3. niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde.

4. En wanneer de opperherder verschijnt, zult gij de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven.

5. Evenzo gij, jongeren, onderwerpt u aan de oudsten. Omgordt u allen jegens elkander met nederigheid, want God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade.

6. Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd.

7. Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u.

8. Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden.

9. Wederstaat hem, vast in het geloof, wetende, dat aan uw broederschap in de wereld hetzelfde lijden wordt toegemeten.

10. Doch de God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten.

Lees verder hoofdstuk 1 Petrus 5